Met mijn autisme zijn er bepaalde periodes in het jaar uitdagender dan andere. De maand februari en dan met name de carnavalsperiode, is zo’n periode waar ik elk jaar weer tegenop zie. Al het ritme en alle structuur is voor enkele dagen volledig verdwenen. Ik herken de mensen om me heen bijna niet door de kostuums en schmink en word overspoeld door geluiden. Daar komt bij dat de helft van de winkels en bedrijven gewijzigde openingstijden hanteert of zelfs helemaal gesloten blijft. Waar de meeste mensen reikhalzend uitkijken naar deze tijd, hoop ik alleen maar dat het zo snel mogelijk achter de rug is.
Natuurlijk laat ik dat aan niemand merken. Zeker in de kleinere gemeenschappen is niet van carnaval houden sociaal ongewenst. Het maakt je een vreemde eend in de bijt en ik voel me al zo anders dan de rest. Het heeft echt wel even geduurd voordat ik mijn man durfde op te biechten dat ik eigenlijk helemaal niet mee wou. Natuurlijk reageerde hij begripvol, maar hij vond het stiekem ook wel heel jammer. Hij gaat nu met zijn vrienden en ik blijf lekker thuis.
Dit heeft jarenlang voor ons gewerkt. Hij had z’n feest en ik had m’n rust. Een voordeel, hij kon zo lang en zo vaak gaan als hij wilde. Er stond immers niemand naast hem te wachten wanneer we nu eindelijk naar huis gingen. Maar toen kregen we kinderen. Wat ik ook van carnaval vond, ik ging hun pret niet bederven. Dus brak opnieuw een tijd aan van kostuums, optochten en afzien. Het was niet makkelijk, maar de blijdschap op hun gezichtjes maakten het allemaal waard.
Tot afgelopen jaar. Ja, ze keken inderdaad blij. Ze dansten, feesten en speelden met vriendjes. Maar toch was er iets waar ik mijn vinger niet op kon leggen. Vorige week kwam het hoge woord er eindelijk uit: Mijn oudste houdt helemaal niet van carnaval. Hij vind het te druk, de muziek is te hard en hij raakt er finaal overprikkeld van. Zijn jongere broertje roert zich in het gesprek en zegt ook dat hij alleen mee wil naar de optocht, maar niet naar het kindercarnaval. Ook hij vindt het veel te druk.
Ik weet dat het voor mijn man een teleurstelling is, maar hij is net als ik vooral heel erg trots op ze. Ze weten dat hij het geweldig vindt om met ze te carnavallen. Toch voelen ze zich vrij genoeg om aan te geven dat zij het anders beleven dan hun vader. Ze zijn duidelijk in wat ze wel en niet fijn vinden en vertrouwen er op dat wij hier goed mee omgaan. In dat opzicht kan ik nog wel wat van ze leren.
Dus gaat mijn man vanaf volgend jaar weer met zijn vrienden, zo lang en vaak hij maar wil en blijven wij met z’n drieën lekker thuis.