An engineer imagines

85.00

1 op voorraad

Beschrijving

Titel en schrijver
An engineer imagines, Peter Rice
ISBN nr.
1 899858 111 3
Uitgeverij, drukjaar en drukversie
Elipis, 1994, 1e druk
Paperback of hardcover
Hardcover
Aantal pagina’s
200
Taal en categorie
Engels, kunst en cultuur
Korte samenvatting
Het boek An Engineer Imagines van Peter Rice werd postuum gepubliceerd en werd beschouwd als een belangrijk werk in de geschiedenis van het ontwerpen van gebouwen. Het is zowel een boek over de projecten die hij geleid heeft als een autobiografie in een.

Tussen de foto’s, schetsen en tekst over diverse projecten zijn er ook hoofdstukken die over hem en de mensen met wie hij gewerkt heeft. Deze twee thema’s worden afgewisseld.

Projecten

Na de introductie van Frank Stella wordt er stilgestaan bij een van zijn grote projecten Beaubourg of wel Centre Pompidou in Parijs. In het tweede hoofdstuk gaat het boek dieper in op zijn jeugd. Er zijn ook hoofdstukken die gaan over samenwerking met mensen als Jean Prouvé, de firma Ove Arup en anderen. Hij beschrijft hoe hij zijn rol ziet, maar ook het oogpunt van critici en fotografie. In het hoofdstuk Fabric gaat hij in op hoe hij van vormen uit de natuur als een spinnenweb leidden tot zijn fascinerende architectuur. Hij besteedt ook aparte hoofdstukken aan de materialen die hij gebruikt: glas en polycarbonaat, staal, steen. Ook staat hij stil bij zijn Fiat-experiment.

Tussendoor zijn er hoofdstukken waar hij een project belicht zoals Sydney en zijn Sydney Opera huis en de Menil Galerie.

Over de auteur
Peter Rice (1935-1992) was misschien wel de meest invloedrijke constructeur van de 20e eeuw. Van de honderden gebouwen waaraan hij werkte, zijn zijn meest opmerkelijke meesterwerken het Sydney Opera House, het Centre Pompidou, de Menil Collection en Lloyd’s of London. Als directeur van Ove Arup and Partners en een partner in het in Parijs gevestigde RFR, ontving Peter Rice in 1992 de RIBA Gold Medal for Architecture.

Peter Rice (16 juni 1935-25 oktober 1992) was een Ierse bouwkundig ingenieur. Geboren in Dublin, groeide hij op in  Dundalk in County Louth. Hij bracht zijn jeugd door tussen de stad Dundalk en de dorpen Gyles’ Quay en Inniskeen. Hij werd opgeleid aan de Queen’s University van Belfast, waar hij zijn eerste graad behaalde. Vervolgens bracht hij een jaar door aan het Imperial College London. Rice trad op als Structural Engineer op drie van de belangrijkste architecturale werken van de 20e eeuw: het Sydney Opera House (met Ove Arup), Pompidou Centre en het Lloyd’s Building en stond bekend om zijn aangeboren vermogen om zowel als ingenieur als ontwerper op te treden.

Het dak in Sydney

Hij studeerde oorspronkelijk Luchtvaarttechniek, maar stapte over naar Civiele Techniek. Zijn eerste baan was het dak van het Sydney Opera House. Hij trouwde in 1960 met Sylvia Watson en ze kregen een zoon en drie dochters. Jonathan Glancey zei in zijn overlijdensbericht: “Rice was misschien de James Joyce van de bouwtechniek. Zijn poëtische uitvinding, zijn vermogen om geaccepteerde ideeën op hun kop te zetten en zijn rigoureuze wiskundige en filosofische logica maakten hem tot een van de meest gewilde ingenieurs van onze tijd.

Hij geloofde dat de beste gebouwen het resultaat zijn van de symbiotische relatie tussen de architect en de ingenieur. Hierbij is de ingenieur de objectieve uitvinder is en de architect de creatieve inbreng. Hij vond het Angelsaksische begrip van het werk van een ingenieur beperkend. Daarom gaf hij de voorkeur aan de Franse en Italiaanse interpretatie van de rol.

Werk

Onder de opmerkelijke gebouwen aan wiens ontwerp hij werkte, zijn het Centre Pompidou, het Sydney Opera House, Lloyd’s of London, de Louvre Pyramid, de Mound Stand op Lord’s Cricket Ground, Kansai International Airport en Stansted Airport. Tegen het einde van zijn leven was hij grotendeels verantwoordelijk voor de nieuwe façade van de kathedraal van Lille.

Hoewel Rice in Londen was gevestigd, waar hij met Michael Hopkins werkte aan de tententoren bij Lord’s, was veel van zijn werk in Parijs. Daar werkte hij aan de grote glazen wanden van de Cité des Sciences in La Villette en de tentachtige luifel die zachter wordt. de monumentaliteit van de Grand Arche in La Défense. In 1985 vroeg I. M. Pei zijn hulp bij projecten in het Louvre in Parijs, namelijk de cascoconstructies voor de glazen daken die Pei van plan was om binnenplaatsen te bedekken.

Samenwerking

Tegen die tijd was er veel vraag naar hem om te blijven werken met architecten zoals Richard Rogers, I.M. Pei, Norman Foster, Ian Ritchie, Kenzo Tange, Paul Andreu en Renzo Piano. De projecten waaraan hij werkte varieerden van Toronto’s Opera House van Moshe Safdie tot Kansai’s International Airport, een van de vele projecten met de Renzo Piano Building Workshop.

Naast zijn enorme output stond hij bekend om zijn sympathieke houding ten opzichte van design, zijn strategische aanpak, een koel hoofd en het realiseren van ambitieuze artistieke ontwerpen in de concrete realiteit. Een van zijn kenmerken als ingenieur was de tijd die hij toestond om een ​​project te voltooien.

Tijdens zijn relatief korte carrière is Rice’ bijdrage aan de gebouwde omgeving te zien in het werk van de recente Pritzker Prize-winnaars, waaronder Richard Rogers, Norman Foster, Renzo Piano en Zaha Hadid.

Onderscheidingen

In 1992 was hij de tweede ingenieur die de Royal Gold Medal for Architecture ontving van het Royal Institute of British Architects. De prijs wordt jaarlijks door de Soeverein toegekend voor werk dat “direct of indirect de vooruitgang van de architectuur heeft bevorderd”.

Dood

In 1991 werd bij hem een ​​hersentumor vastgesteld en hij stierf het jaar daarop op 57-jarige leeftijd.

De Peter Rice Prize werd in 1994 ingesteld aan de Harvard University Graduate School of Design als erkenning voor de idealen en principes van de overleden eminente ingenieur. De Peter Rice Silver Medal-wedstrijd werd in 1996 opgericht in Dundalk Institute of Technology (zijn geboorteplaats) onder het beschermheerschap van Ove Arup en Engineers Ireland (Institution of Engineers of Ireland). Deze medaille wordt jaarlijks uitgereikt aan de beste presentatie door een technische student van het instituut over hun praktische projectactiviteit. In 2019 werd een documentaire van Marcus Robinson, An Engineer Imagines, vertoond door Channel 4 en in bioscopen.

Recensies
Het boek is ook verfilmd en deze reportage heeft verschillende recensies ontvangen, waaronder deze van de irish times

An Engineer Imagines review: A fascinating study of an Irish pioneer

Documentary on Peter Rice offers a faultless account of ‘the Joyce of structural engineering’.

You wait a lifetime for a documentary on a structural engineer and then two arrive in the space of a few weeks – with both on the same structural engineer at that. Feargal Ward and Adrian Duncan’s Floating Structures, which just debuted at the Virgin Media Dublin International Film Festival, is more obliquely concerned with Peter Rice – the genius who helped Sydney Opera House and Centre Pompidou to completion – but Marcus Robinson’s film An Engineer Imagines offers us the full biographical analysis.

Structured around Rice’s book of the same name, An Engineer Imagines is maybe a little short of mathematical detail, but its treatment of its subject’s life and philosophy cannot be faulted. There can be no greater compliment than to say it sends one out eager to learn more.

Born in Dublin, Rice grew up in Dundalk and studied at Queen’s University Belfast and at Imperial College London. He somehow secured a position as site engineer for the Sydney Opera House before his 30th birthday and went on to work with Richard Rogers and Renzo Piano on the Beaubourg. Other structures featuring Rice’s fingerprints include the Lloyd’s building and the Mound Stand at Lord’s Cricket Ground.

Jonathan Glancey, the distinguished architecture critic, whose head talks here, has suggested that he was to structural engineering as Joyce was to literature. To the untrained eye, the work looks more postmodern than modernist, but An Engineer Imagines certainly confirms that Rice was as iconoclastic as his literary predecessor. Distinguished colleagues such as Piano are on hand to confirm the vitality of his contribution.

A man of impeccable taste, Rice would appreciate the job that Robinson has done. The unmistakable tones of Michael McElhatton talk us through the subject’s own musings. The film-makers shift between conventional framing to a faux-aged format – hairs artfully stuck in the gate – that helps summon up the mid-century spirit. Time-lapse further adds to the energy.

Not every argument will work with every viewer. The encomiums to the forbidding science museum in Parc de la Villette did little to persuade this observer. But the teasing out of Rice’s home life is a delight. It’s rare a documentary manages to make an apparently happy existence seem interesting. We’re more easily distracted by flying plates and serial betrayals. The whole man is well served.

Beschadigingen
De kaft is aan de bovenkant licht beschadigd

Extra informatie

Afmetingen 26 × 18 × 2.1 cm